Moeten alle aanrakingen uit de sport verbannen worden?

Het is zeker niet de bedoeling om aanrakingen te bannen uit de sport, zolang maar voldoende met volgende aandachtspunten rekening gehouden wordt. De integriteit van de jonge sporter staat steeds voorop.

Bij het sporten horen heel wat aanrakingen: ondersteuning tijdens het uitvoeren van risicovolle bewegingen, lichamelijke aanwijzingen tijdens het uitvoeren van een instructie of nieuwe techniek… Deze aanrakingen zorgen voor betere kennisoverdracht en maken sport veiliger. Dat creëert een cultuur van lichamelijkheid waarin de sporter niet altijd kan uitmaken wat aanvaardbaar gedrag is. Het is dus belangrijk dat je als sportbegeleider op voorhand (bijvoorbeeld bij de aanvang van het seizoen of lessenreeks) uitlegt waar en waarom je iemand gaat aanraken en nagaat of de sporter dat oké vindt. Zo leren jonge sporters inschatten welke aanrakingen ‘normaal’ zijn en ‘erbij horen’.

Daarnaast horen bij het goed begeleiden van kinderen en jongeren in de sport ook ondersteunende, helpende, troostende, verzorgende en andere aanrakingen. Onder die aanrakingen verstaan we schouderklopjes, high fives, groepsknuffels, een hand geven… Deze aanrakingen zijn een vorm van non-verbale communicatie en worden vaak als aangenaam ervaren. Ze geven steun of versterken het groepsgevoel. Ze kunnen echter ook verder gaan en als onaangenaam ervaren worden, bijvoorbeeld het betasten van de intieme zones of ongewenst zoenen. Het is belangrijk steeds de integriteit van kinderen en jongeren te bewaken en centraal te plaatsen. Volgende aandachtspunten kunnen hierbij helpen:

  • Ga steeds na of de jonge sporter zich comfortabel voelt bij de aanraking: niet alle kinderen reageren hetzelfde of zullen een grens durven aangeven. Dring geen aanrakingen op of doe niets onverwachts.
  • As het initiatief van de jonge sporter zelf komt, is dit oké maar begrens indien nodig. Ook de integriteit van de sportbegeleider moet bewaakt worden;
  • Het aanraken van intieme delen hoort niet bij sociaal aanvaardbare aanrakingen, en het is goed om heel jonge sporters te leren dat ze daar zelf baas over zijn.
  • Aanrakingen die pijn doen (slaan, een tik geven…), overstimulerend zijn (kriebelen…) of eerder intiem (zoenen, tegen elkaar liggen, door het haar wrijven…) zijn niet oké.
  • Bij twijfel, maak vooraf afspraken over op welke manier bepaalde aanrakingen best gebeuren, betrek jonge sporters (en eventueel de ouders) bij deze afspraken. Leg deze afspraken vast. Maak hierbij geen onderscheid tussen mannelijke of vrouwelijke begeleiders, een goede sportbegeleider moet in staat zijn alle noodzakelijke aanrakingen correct uit te voeren.

Bron: ICES, www.ethicsandsport.com